In onze voeding komen twee vormen vitamine D voor; D2 (ergocalciferol) en D3 (cholecalciferol). D2 komt in een paar voedingsmiddelen voor, waaronder paddenstoelen die aan zonlicht zijn blootgesteld. D3 komt voor in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong en is ook de vorm die onze huid aanmaakt onder invloed van zonlicht. Daarnaast zijn er voedingssupplementen te koop met vitamine D2 of D3. Bij een dagelijkse dosering (25-100 mcg/dag) is er weinig verschil tussen die twee.
Vitamine D zit van nature niet in heel veel verschillende producten. Koploper is vette vis, met enige afstand gevolgd door vlees en eieren.
Per 100 gram [2]:
- Paling (gerookt) 20,4 mcg
- Makreel (gerookt) 8,2 mcg
- Zalm (gegrild) 7,9 mcg
- Haring (Hollandse nieuwe) 6,2 mcg
- Rund/kalfslever (bereid) 4,3 mcg
- Ei (gekookt) 1,8 mcg
- Hamburger (bereid) 0,6 mcg
- Runderbiefstuk (bereid) 0,5 mcg
- Kipfilet (bereid) 0,2 mcg
- Kabeljauw spoortje
Om te zorgen dat iedereen voldoende vitamine D binnenkrijgt wordt er aan halvarine, margarine en bak- en braadproducten vitamine D toegevoegd. Meestal is dat 7,5 mcg per 100 gram/ml. Wanneer je vier boterhammen met margarine besmeert (6 gram per snee) krijg je 1,8 mcg vitamine D binnen. Sinds 2007 is het ook toegestaan om ook aan andere voedingsmiddelen, zonder verdere toestemming, vitamine D toe te voegen (max 4,5 mcg/100 kcal) [3].